Skip to content
Mozes splijt de Rode zee. Bijbelkaartje uit 1907

Pesach wordt wel het joodse paasfeest genoemd. Het toont opvallende gelijkenissen met het christelijke paasfeest. Het is echter een feest dat al rond 500 v Chr. gevierd wordt. Het christelijke paasfeest heeft zijn oorsprong in het joodse Pesach. Pesach is het Hebreeuwse woord voor ‘overslaan of voorbijgaan’. Het woord ‘Pasen’ en het Amerikaanse ‘Passover’, zijn hiervan afgeleid.

In het kort
Met Pesach wordt het einde van de joodse slavernij in Egypte herdacht inclusief de daaropvolgende uittocht uit Egypte en de 40 jaar durende omzwervingen van het Joodse volk door de Sinaï woestijn op weg naar het land Israël. Dit alles vond plaats ten tijde van de Egyptische farao’s rond 1500 v Chr. Het Pesach feest is één van de meest tot de verbeelding sprekende feesten in het jodendom. Het zit vol met symboliek en diepere lagen welke hier helaas onmogelijk allemaal uitgelegd kunnen worden.

Pesach duurt in Israël 7 dagen. Buiten Israël wordt het doorgaans 8 dagen gevierd. De eerste avond van Pesach wordt de Seideravond genoemd. Tijdens de avondmaaltijd, de Seidermaaltijd genoemd, komt de familie bij elkaar en wordt het verhaal van Pesach opnieuw verteld; er worden matses gegeten en er wordt gezongen en gebeden. De Seidermaaltijd is een feestelijke familiegebeurtenis. Het is het hoogtepunt van het Pesach feest.

De voorgeschiedenis
Het verhaal van Pesach wordt vertelt in het boek Exodus. Maar de aanloop van dit verhaal begint al in Genesis. Jozef, de zoon van Jakob en achterkleinzoon van aartsvader Abraham, werd door zijn broers gehaat. Dit kwam omdat Jakob zijn zoon Jozef meer lief had dan zijn andere zoons. Op een zekere dag werd Jozef door zijn broers verkocht als slaaf en naar Egypte gebracht. De broers vertelden aan hun vader echter dat Jozef door een wild dier was verscheurd.

Eenmaal in Egypte weet Jozef het land te redden van een hongersnood en weet hij op te klimmen tot onderkoning. De hongersnood treft op dat moment ook het land Kanaän waar Jakob en zijn zonen wonen. Jakob stuurt zijn oudste zonen naar Egypte om daar graan te gaan kopen. In Egypte ontmoeten zij Jozef. Jozef beschuldigt hierop zijn broers van spionage maar uiteindelijk sluiten zij toch vrede en worden zij door Jozef gastvrij ontvangen en krijgen zij volle graanzakken mee voor thuis. Later komt de gehele familie over naar Egypte om zich te vestigen in de Egyptische provincie Gosen. Daar zal de familie uitgroeien tot het volk der Israëlieten.

Het verhaal van Pesach
De Israëlieten (Hebreeërs) groeiden in Egypte al snel uit tot een groot en succesvol volk. Jozef sterft en de nieuwe farao begon de Israëlieten en hun God te zien als een bedreiging voor zijn eigen macht. De Israëlieten werden daarop als slaven behandeld en moesten werkten aan o.a. de bouw van de voorraadschuren van de piramiden. Ook beval de farao dat alle pasgeboren Hebreeuwse jongetjes gedood moesten worden door ze in de rivier de Nijl te gooien.

Mozes
In deze tijd beviel de Hebreeuwse vrouw Jochewed van een zoon. Om te voorkomen dat haar zoon zou worden gedood hield zij hem in huis verborgen. Maar toen het te risicovol werd om het kindje nog langer thuis te verbergen, besloot zij hem in een mandje van riet te leggen en mee te laten voeren met de stroming van de Nijl. De dochter van Jochewed, Mirjam, moest het mandje in de gaten houden en zorgen dat hij in veilige handen kwam. Het wonder wil dat het mandje werd gevonden door de dochter van de farao. Zij adopteerde het kindje en noemde hem Mozes.

Mozes groeide op aan het Egyptische hof. Als volwassen man zag hij het leed van de Hebreeuwse slaven. Op een dag zag hij hoe een Egyptenaar een Hebreeuwse slaaf sloeg. Toen Mozes dit zag werd hij zo kwaad dat hij de Egyptenaar doodde. Toen de farao dit hoorde wilde hij Mozes laten ombrengen. Mozes vluchtte daarop naar het land van Midjan (het noorden van de Golf van Akaba, vlakbij Eilat) en werd daar schaapsherder.

De brandende braamstruik
Tijdens het hoeden van zijn schapen zag Mozes een brandende braamstruik. De braamstruik stond in brand maar werd niet door het vuur verteerd. Vanuit de braamstruik hoorde Mozes de stem van God die hem opriep om terug te keren naar de farao en hem te zeggen dat de God van het Hebreeuwse volk wil dat de farao hen vrij laat. Mozes twijfelt: “Wie ben ik God, dat ik de farao zou kunnen overhalen ons volk te laten gaan?“ Maar God zij: “Ik zal bij je zijn”. Mozes riep: “Als ik eenmaal bij de farao ben en hij vraagt naar Uw naam, wat moet ik dan zeggen?”. God zei tot Mozes: “Ik Ben die Ik altijd zal Zijn. Zeg maar dat ‘Ik Ben’ jou heeft gestuurd. Dit is voor altijd Mijn naam en dit is Mijn roepnaam in alle geslachten.”. Deze naam, zoals beschreven in Exodus, is JHWH, יהוה.

De tien plagen
Mozes keert samen met zijn broer Aaron terug naar de farao. De farao gelooft niet in de Hebreeuwse God en eist van Mozes dat hij een wonder laat zien om de macht van deze God te tonen. Aaron werpt vervolgens zijn houten staf voor de voeten van de farao en de staf verandert in een slang. De goochelaars van de farao blijken echter in staat dit wonder te reproduceren en hierop weigert de farao het Hebreeuwse volk te laten gaan.

God geeft Mozes vervolgens de opdracht om opnieuw naar de farao te gaan en met zijn staf het water van de Nijl aan te raken. Mozes geeft deze opdracht door aan Aaron. Aaron raakt met zijn staf het water en het water van de Nijl verandert in bloed. Zo wordt de macht van de Hebreeuwse God opnieuw getoond aan de farao. Het bloed in de Nijl wordt de eerste plaag genoemd.

De geschrokken Farao geeft vervolgens opdracht aan het leger om het Hebreeuwse volk te laten gaan. Echter, de goochelaars van de farao vinden ook een manier om water rood te laten kleuren waarmee zij aantonen dat de God van de Egyptenaren minstens zo machtig moet zijn als de God van de Hebreeërs. Hierop trekt de farao zijn bevel weer in.

Mozes en Aaron gaan negenmaal terug naar de farao en elke keer volgt er een nieuwe plaag voor de Egyptenaren. Telkens weer weten de goochelaars van de farao de plaag te reproduceren waarop de farao het verzoek van Mozes weer afwijst.

De negen plagen zijn achtereenvolgend:

  1. Water verandert in bloed
  2. Kikkers
  3. Zandvlooien
  4. Steekvliegen
  5. Veepest
  6. Zweren
  7. Hagel
  8. Sprinkhanen
  9. Duisternis

De tiende plaag
De tiende en laatste plaag was de ergste van allemaal. Wanneer de farao het Hebreeuwse volk niet zou laten gaan dan zouden alle eerstgeborenen in Egypte sterven. Hierop gaf de farao Mozes opnieuw toestemming om met zijn volk Egypte te verlaten. De Hebreeërs waren echter bang dat de farao zijn woord op het laatste moment toch weer zou breken. God gaf daarom de opdracht aan iedere Hebreeuwse familie om een lam te slachten en het bloed ervan op de deurposten te smeren. Wanneer die nacht de Engel des Doods langs zou komen om alle eerstgeborenen te doden dan zou hij de huizen van de Hebreeërs, waar het bloed van het lam op de deurposten zat, overslaan. De bekentenis van het woord Pesach is ‘overslaan’ of ‘voorbijgaan’. Toen de nacht viel kwam de Engel des Doods en stierven alle eerstgeborenen, inclusief de jongste zoon van de farao. De farao gaf daarop opnieuw opdracht het Hebreeuwse volk te laten gaan.

Het splijten van de Rode Zee
De Hebreeërs moest nu snel vluchten en zij kregen van God de opdracht om brood te bakken voor onderweg. Aan het brood mocht geen zuurdesem worden toegevoegd omdat er geen tijd was het deeg te laten rijzen. De dunne, platte broden die zo ontstonden noemen wij Matses.

Toen het Hebreeuwse volk aankwam bij de Rode Zee veranderde de farao opnieuw van gedachten. Het leger van de Egyptenaren achtervolgde de Hebreeërs tot aan de Rode Zee en Mozes en de Hebreeërs zaten in de val. Zij konden de zee niet oversteken. Hierop volgde opnieuw een wonder. Mozes nam zijn wandelstok en strekte die uit over het water. Hierop spleet het water van de Rode Zee zich in tweeën zodat er een pad droog kwam te liggen en de Hebreeërs over de bodem van de zee verder konden trekken. Aan weerszijden van het pad vormde het water een huizenhoge muur. Toen de Egyptenaren de achtervolging inzetten, raakte Mozes het water achter zich en stroomde het water achter hen terug. De Egyptenaren verdronken. Het Hebreeuwse volk was na 400 jaar van slavernij eindelijk vrij.

Tocht door  de woestijn en de geboorte van het Joodse volk
De Hebreeërs waren bevrijd van de Egyptische slavernij maar er stond hen nog een lange tocht door de woestijn te wachten. Tijdens deze 40-jarige woestijnreis kregen de Hebreeërs te maken met verschillende wonderen. God zorgde voor water en voedsel (manna) dat uit de hemel viel. Eenmaal aangekomen bij de berg Sinaï openbaarde God zich opnieuw aan Mozes. Op de berg gaf God aan Mozes de tien geboden. Deze geboden werden op twee grote stenen tabletten geschreven. Volgens de joodse leer heeft Mozes op de berg Sinaï niet alleen de 10 geboden ontvangen maar is de gehele Thora daar aan hem geopenbaard. Met het massaal accepteren van deze geboden door het Hebreeuwse volk was het verbond van God met de Hebreeërs een feit en was het Joodse volk geboren.

Pesach matzes

Het Pesachfeest
Gedurende het Pesachfeest mag er geen gerezen brood of ander voedsel waaraan gist is toegevoegd, gegeten worden. Ook mogen er geen broden of producten met gist in huis aanwezig zijn. De ongerezen matzes dienen zodoende als broodvervanging. In de dagen voor Pesach wordt door orthodoxe joden het hele huis doorzocht naar resten van brood en gist. Deze resten worden chameets genoemd. Al deze restjes worden in een zak gestopt en verbrand. Het lijkt een beetje op een grote voorjaarsschoonmaak. Bij het verwijderen van het chameets denk je aan je persoonlijke chameets, je trots en ego welke je relatie met God en je naasten beïnvloedt.

De Seidermaaltijd
De eerste avond van Pesach wordt de Seideravond genoemd. Tijdens de avondmaaltijd, de Seidermaaltijd genoemd, komt de familie bij elkaar en wordt het verhaal van Pesach opnieuw verteld. Er worden matses gegeten en er wordt gezongen en gebeden. De avond verloopt volgens een aantal vaste rituelen en stappen welke beschreven staan in de Haggada. De Haggada is dus een soort programmaboekje dat tijdens de seideravond gebruikt wordt. Aan de hand van de tekst in de Haggada wordt het Pesach verhaal verteld en wordt er op vaste momenten gegeten, gezongen en gebeden. Speciale aandacht is er voor het jongste kind in het gezin. Deze stelt aan de hand van de Haggada vier vragen over Pesach. Ook lezen de kinderen zelf een stukje voor uit de Haggada en mogen zij een stukje matze verstoppen. Dit alles om tijdens dit avondvullend programma de aandacht van de kinderen erbij te houden en ze te onderwijzen over de geschiedenis van het Joodse volk.

Tijdens de Seidermaaltijd worden er verschillende gerechten gegeten die allen een onderdeel van het Pesachverhaal symboliseren. Zo zijn er de matses ter herinnering aan de overhaaste vlucht van de Hebreeërs. De mierikwortel (maror of bittere kruid genoemd) welke herinnert aan de bitterheid van de slavernij.  De charoset, een mengsel van appels, rozijnen, noten, rode wijn en kaneel welke doet denken aan de goede tijden in Egypte van vóór de slavernij maar ook aan de leem en klei waarvan de Hebreeërs bouwstenen moesten maken. Peterselie gedoopt in zout water als symbool voor de tranen. Een lamsbotje ter herinnering aan het lam dat geslacht werd en een gekookt en daarna gebraden ei als symbool voor nieuw leven.

Parallellen met het christelijke Pasen
Er bestaan veel gelijkenissen en parallellen tussen het christelijke Pasen en het joodse Pesach waaronder het eten van matzes, het paaslam, de paasvuren en de voorjaarsschoonmaak (het verbranden van chameets) en het ei dat symbool staat voor nieuw leven.

De Seidermaaltijd

Pesach